Haut-Médoc en Saint-Julien
De Haut-Médoc is het zuidelijke deel van de Médoc. Nergens op deze aarde wordt meer kwaliteitswijn gemaakt dan op deze, door Leeghwater in de 17e eeuw, drooggelegde moerassen. In de beschutting van de bossen van Les Landes in het westen en aflopend naar de Gironde in het oosten bevinden zich de beroemde wijngaarden van ‘de grote vier’; Saint-Estèphe, Pauillac, Saint-Julien en Margaux. Dit is een mild maritiem klimaat, ideaal voor de groeicyclus van de wijnstokken. De wijngaarden tussen deze dorpen en die wat verder weg van de Gironde vormen de lager geclassificeerde appellatie Haut-Médoc.
De wijngaarden van Saint-Julien liggen dicht bij het estuarium wat bescherming biedt tegen strenge winters en de soms hete zomers. Saint-Julien is de kleinste in omvang van ‘de grote vier’. Maar wat het dorp qua hoeveelheid wijngaarden mist wordt goed gemaakt in kwaliteit, Saint-Julien heeft de hoogste dichtheid top Chateaux. De bodem is hier voornamelijk grind en kiezelstenen. Hierdoor krijgen de wijnen veel structuur, kracht en rijpingspotentieel (iets minder dan Pauillac). Qua aroma is er echter wellicht meer nuances te vinden, een zeer geparfumeerde wijn met tijd. Als we ‘de grote vier’ vergelijken laat Saint- Julien wijn een perfect equilibrium zien tussen een super krachtige, lange Pauillac en een hele fijne, precieze Margaux.
Château Branaire-Ducru
Branaire-Ducru is ontstaan doordat Jean-Baptiste Braneyre in 1680 een prominent stuk grond kocht van Chateau Beychevelle. Dit is hét Chateau in Beychevelle (2e Grand Cru Classé), een gedeelte van overkoepelende dorp Saint-Julien-Beychevelle. Vervolgens heeft de familie Du Luc (de naam van hun tweede wijn) het kasteel op het landgoed gebouwd in 1824. Daarna kwam de legendarische classificering in 1855 die het Chateau in de 4e Grand Cru Classé plaatste. Vervolgens werd het landgoed geërfd door een familielid, Gustave Ducru en bleef in de familie tot 1919. In 1988 kocht Patrick Maroteaux en familie het landgoed en zoon François-Xavier Maroteaux is nu de uitvoerend manager.
Het landgoed wordt omringd door andere grote geclassificeerde cru’s in het gebied; Château Gruaud Larose (2e Grand Cru Classé), Château Saint-Pierre (4e Grand Cru Classé) en natuurlijk eerdergenoemde Château Beychevelle. Met andere woorden ‘best wel prima terroir’. De wijngaarden bestaan uit ongeveer vijftien verschillende microterroirs en beslaat 60 hectare, die van oost naar west over het zuidelijke deel van de AOC liggen. Het chateau heeft nu een volgende verdeling aan Médoc variëteiten aangeplant: cabernet sauvignon 65%, merlot 28%, petit verdot 4% en cabernet franc 3%.
La Croix Ducru-Beaucaillou Saint-Julien
De gemiddelde leeftijd van de wijnstokken is 40 jaar. De tweede wijn, ‘La Croix Ducru-Beaucaillou’ is een selectie van fruit van jongere stokken, wat zeker niet altijd ‘een mindere wijn’ is. Zeker in zijn prille jeugd drinkt La Croix eigenlijk prettiger. De wijngaarden staan op kiezel- en grind alluvium (afzetting door de rivier), wat dit terroir tot een van de warmste in de regio maakt. Als gevolg bereikt de cabernet sauvignon en petit verdot hier een perfecte fenolische rijpheid. Merlot staat op de wat meer klei gedomineerde stukken en heeft het ook goed. Branaire-Ducru pionierde in Bordeaux met het nu zeer populaire ‘zwaartekracht wijnmaken’. Met andere woorden; geen pomp meer gebruiken om de wijn van pers naar vat of van vat naar vat te verplaatsen, dit kan de wijn namelijk verstoren. Afhankelijk van het jaar, maximaal 3 weken maceratie onder strenge temperatuur controle (max 28 ˚ C). Elk plot en druivenras wordt apart gerijpt om later samen geblend te worden. Gerijpt in Frans eikenhout.